B Y L A A G E N, 38/ opzichte zoo we! gehoudena!s ik noch nimmer in een kuil-fchip gezien en bygevvoond hebleg gende onder de gereefde bezaan en liorm-fok al toos digt aan den windzonder meer als een en ten hoogden twee dreken af te vallenen geen water overneemendezodanigdat by de ontla ding bevonden iseen onbefchadigde lading te hebben aangebragt. Ik moet dan in gemoede op myn woord van eer verklaarendat ik nimmer zou wenfchen met andere als drie-dek fchepen te varenalzoo ik dezelve in alle opzichten de bekwaamdenuttigde en befte fchepen bevinde te zyn; gelyk zulks duidelyker te zien isals ik ver- moogende ben om het te befchryven in de ove rige twee antwoorden onder de zinfpreuken Verkreeg de Zeeman in den nood c. en Voor de eer van Noachs GUdebroers. Welke twee fchryvers tnyns bedunkens bei de zoo wel aan de voorgedelde Vragen voldoen, dat ik voor myn aandeel 'er geen de minde re- flectien tegen weet te maaken, Alle geval len hier ter zaake dienende worden door hun aangehaald, invoegen dat ik oordeele in dezen aanmerkingen te maaken niets anders zyn zonde als verveelende herhaaüngen van hunne gezeg- dens en bewyzen. Deze twee fchryvers Item- men met hunne bygebragte bewyzen zoo zeer na overeen, dat ik, na het leezen en herleezen noch niet konde befluitenaan welke van beide den gouden Medaille zoude toewyzen, zonder den anderen te veronaelyken, maar na een der demaal leezens is my voorgekomen dat de fchryver onder de zinlpreuk: verkreeg de Zee- B b z man

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1780 | | pagina 421