DE KINDERPOKJES. 27
de Moeder my verzekerde, dat hy da-
gelyks vier of vyfmaalen afgeweest was
en niets van het verboden gegeeten had;
waarom ik befloot, dat hy veeliigt eene
belette uitwaasfeming mogt gekreegen
hebben in welke verönderllelling ik
hem de daartegen noodige middelen en
leevenswyze voorfchreef. Des avonds
vond ik hem beter; hy was vroolyk,
en weder vyfmaal, zoo men my berigt-
te, afgeweest. Den volgenden morgen,
zynde den 27 Augustus, vond ik hem,
als den voorigenook had hy weder
den nagt onrustig en benaauwd door-
gebragt en eenige trekkingen gehad.
Ziende, dat de wondjes verbleekt, flets
en agterlyk waren en de tong eenig-
zins beflagengaf ik hem een goed pur
geermiddel terwyl ik naauwkeurige on
dervraagingen deed, or hy iets nadee-
ligs gegeeten haddewaaromtrent men
my, door de fterkfte ontkenningen, ge
rust fteide. Des avonds ten 6 uuren te
huis koomende, zynde uit de Stad ge
haald geweestberigtte men my, dat
ik, reeds ten 4 uuren, by hem geroe
pen waredat hy in een fterke fluip la
ge. Terilond naar hem toegaande,
vond ik hem nog in hevige ftuiptrekkin-
gen