DE KINDERPOKJES. 41 voor den dag kwamen. Ik heb haar beiden vervolgens nogtweemaalenmet de vereischte zorge en oplettenheid in geënt doch de wondjes zyn zeer fchie- lyk en zonder eemge plaatfelyke ont- Iteeking geheeldwaarom ik haar voor de befmetting voortaan onvatbaar ver klaard heb. Aanmerkenswaardig is het, dat de vier gemelde kinderen ieder niet meer dan 5 of 6 pokjes gehad hebben en dat ik van die zelve Ouders bevorens drie kinderen behandeld hebmet zul ke goedaarrige natuurlyke pokjes, als of zy ingeënt geweest waren. Zulke voorbeelden doen ons wettig befluiten dat 'er Familiën zyn, die in haar geitel tot goedaarrige en weinig Pokjes eene natuurlyke gefchiktheid hebbenen dat de uitbotting niet altoos noodzaakelyk zy, om door de Inënting, of door de natuurlyke befmetting de ziekte der Kinderpokjes te hebben en 'er vervol gens onvatbaar voor te zyn. Drie kinderen van dezelfde Ouderen heb ik te gelyk ingeënt, in welken de wondjes genoegfaam van 't begin af, met korstjes bezet geweest en zoo ge- bleeven zyn, zonder plaatfelyke ont- fteekinge, of uitbottinge, zoodanig, als C 5 zy

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1780 | | pagina 477