44 X» BICKER OVER drie ontftond 'er zeerfchielykom de wondjes, eene vry groote, roosachtige ontfteeking, die zich, over een groot gedeelte van den arm uitbreidde, en met jeukte, pyn en ftyfheid gepaard ging, doch, op den vyfden dag, ver dween, terwyl de wondjes eenigzins roofjes kreegen en genazen. In ande ren eindelyk heb ik van de heekjes, na dat zy drie, of vierdagen, een weinig ontdoken en zeer pynelyk geweest wa ren, een pokkig zweertje, of blaartje, met etter gevuld, zien voortkomen, dat uitzwoerzonder eenig gevolg, Zoodanig een heb ik, die in het jaar 1740 fterk gepokt heb, ook gehad in eenen myner vingerenin welken ik on- voorziens met een befmet lancet gedo ken had, met den etter van welk ik twee kinderen, gelyk ik boven gemeld heb, had ingeënt. Het fchynt my toe, dat men in die drie vooral in de twee laatlle geval len, het zekerst is, dat men de kinder- pokjes voorheen gehad hebbe, en 'er vervolgens onvatbaar voor zy; dat is, wanneer men gezien heeftdat de fmet- ftof plaatfelyk gewerkt hebbe; dewyl 'er dan geene reden is, waarom dezel ve

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1780 | | pagina 480