DE KINDÈRPOKj ES. 51 e-n ftyfte in den arm tot onder de oxels zich uitftrekkende waarom ik deze toe vallen die zekerlyk enkel van de prik keling en fpanning der huidzenuwen, af hangen alleen in zooverreals gunlti- ge voorteekenen befchonweais zv aantoonen, dat de fmetdoffe daadelyk werkfaam is: gelyk zy doorgaans ook zwaarer zynnaar mate de plaatfelykê ontfteeking groot-er is. Voor 'c overige heb ik, met den h. gel. heer van doeveren, (r) gevonden, dat 'er om trent deze verfchynfelen zulk eene groo- te verfchillendheid plaats heeft, dat men 'er geene vaste regelen, die -niet veeltyds uitzonderingen lyden, uit op- maaken kan. S XV. Met fommigên, heb ik myne oplet tendheid ook bepaald tot de verfchyn felen, die, in het water, of de pis, zich opdoen; ten welken einde ik, by alle myne lnëntelingen, het nagt- en dag- Water zorgvuldig heb laaten bewaaren. D 2 Ih (r) Zie sandwort's Na:- en Gcccesk. Eiblio- theek VID. H!adz. 179.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1780 | | pagina 487