gift 90 BICKER OVER neer de fmetdeeltjesdie dezelven ver- oorzaakenlos geworden zyndedoor de uitwaasfeming, of andere ontlastwe- gen, No. 23, uit het lighaam fchynen uittegaan. XXIX. Dat fomwyl eenige of alle de blyvende pokpuistjes, zonder kenne- lyke verzweering verdroogen; en gevolg- lykdat verzweering of verëttering der pokjes geen noodzaakelyk vereischte, of gevolg dezer ziekte is. XXX. Dat het volgens No. 2528 en 29, om de ziekte der Kinderpokjes te hebbenen eene onvatbaarheid voor eene tweede algemeene befmetting der- zelven te verkrygenhet niet noodzaa kelyk is, dat 'er pokpuistjes uitkomen, dat zy Haan blyvenen tot verzweering overgaanmaar dat de uitwerkingen en verfchynfelen No. 12, 14, 19, 20 en 21 volftaan kunnen. XXXI. Datvolgens No. 2022 en 28, de meenigte der zweerende pok jes, in reden is van de hoeveelheid der in pokgift veranderde en, in de huid, of elders vastblyvende fmetdeeltjes. XXXII. Dat de Inenting meest al toos weinige en afgefcheiden pokjes voortbrengten dat derhalven het pok-

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1780 | | pagina 526