9$ L. BICKER OVER wezenlyk in een ftaat van rotting flelt; de pokgisting vergrootof wel vermee- nigvuldigt, in welk geval de ziekte, door eene dubbele rfedengevaarlyk en verderfelyk word; en, hoezeer, onder anderen, eene heete lucht, byzonder, wanneer zy met vogtigheid gepaard is, onze vogten tot bederf doet neigen, is genoeg bekend. 't Is waarfchynlyk hiervan, dat de twee Epidemiën van 1772 en 1776, in de maanden Juny, Ju ly, Augustus en September, zulke eene groote flachting in deze ftad gemaakt hebben, en dat men toen ter tyd, zoo veeie kwaadaartige pokjes gezien heeft, Sydenham, boerhaave en anderen, hebben reeds waargenoomen en aange- teekend, dat de Kinderpokjes, in de heete zomermaanden 't gevaarlykfte en 't moorddaadigile zynhoewel zy dit voornaamelyk afgeleid hebben uit de meerdere gefchiktheiddievolgens hun ne meening, het bloed, door de hitte, tot ontfteeking aanneemt, 'tgene, bui ten twyffel, daaruit is voortgevloeid, dat zy de Kinderpokjes, in natuur, voor eene ontfteekingziekte hielden; waaromtrent laatere waarneemingen ons beter verlacht hebbengelyk zy ons

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1780 | | pagina 534