DE KINDERPOKJES. 109 vastftelde, dat zy natuurlyk zouden be* fmet wordenheb ik eenige dagen voor den aanval der ziekte, eenkug, of hoest waargenomendie allengs heviger werd enby het uitkomen der pokjesin ee- ne kennelyke longöntfteeking verander de; waaraan ik fommigen, onder de uitbotting, by wyze van verdikking heb zien fterveneens twee in het zelf de huisgezin, engenoegiaam op hetzelf de uur; terwyl ik anderen van dezen, na de ziekte, metdegrootftebenaauwd- heden en, onder een geduürig hoes ten met een heesch en pynelyk geluid te hebben doorgedaan, onder, en na het opdroogen der pokjes, aan eene kenbaare longzweering en longteering heb zien fneuvelen, fommigen fchielyk en onverwagteven als by de openbars ting van een befloten etterzak in de Ion gen. Ook heb ik waargenomen, dat verre de meesten van de zoodanigen, zeer veele, en zeer platte, drooge, blee- ke pokken hadden, van welken de ftof, die dezelve vervullen moestin het lig- haam fcheen te blyven hangenen de uitwendige deelen te bezetten. In fom migen derzei venheb ik de meer of min gevulde pokken, op den tienden, elf-

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1780 | | pagina 545