112 L. BICKER OVER Zaaken heb ik de Kinderpokjes meenig- maal boosaartig, gevaarlyk en doode- lyk gezienin onmaatïg eetende kinde ren en ongeregeld leevende bejaarden, Men vindt in dezelventegen en onder de uitbottingeene zeer vuile tonglee- lyken, of bitteren fmaak in den mond, een zeer Hinkenden adem en oprispin gen groote misfelykheid en braaking, zwaarte in de maag, min of meer op zetting van den buik, en galachtige, zwarte, rottige afgangen. Doorgaans is ook de uitbottingkoorts in dezulken zeer hevig en aanhoudendmaar ge- meenlyk is de pokgisting grooter, en de uitbotting ralryker, hoe die koorts fterkeris; zoodat alles, wat die koorts aanzet en verzwaart, gelyk gewoonlyk doen die ongefteldheden in de eerde we gen, de pokgisting vergroot, meer pokken verwekten daardoor de ziekte gevaarlyker maakt XXI, 42. (3. Eene gejchiktheid tot Galof Rol- hoort jente weeten, eene groote flap- heid der vaste deelenen ontbonden ftaat van het bloedzynde fomtyds verzeld of veroorzaaktdoor de voorgaande oor- zaaken u. en kenbaaruit dezelfde ver- fchynfelen, en uit de gehouden leevens- wyt

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1780 | | pagina 548