'ïl8 L. BICKER OVER
flikkende longontfleekingenzwaare
keelontfleekingenontfleeking der hers-
fenenmet raaskalling gepaard opge-
flopte kwyling, en andere doodelyke
toevallen voortbrengt, waar aan ik vee-
len, in 't midden van den loop der zie-
te heb zien fneuvelendoch fommi-
gen op 't einde, of kort 'er na, aan ee-
ne etterkoorts, of inwendige verzwee
ringen en verhervingen. In het Lyk
van den Prins van Oranje, die, inden
jaare 1650, in den Haage, aan de Kin
derziekte overleden is, vond men de
lengen geheel ontdoken, opgeblaazen,
zwart en met een zwart bloed omgeeven
(u), In welken die onttlcekingkoorts al
lergeweldigst w-as heb ik hier en
daar, tusfehen de pokken, vooral, aan
de dyën en beenen die groote blaaren
Waargenomen, welken zeer gelyk zyn
aan die door branding veroorzaakt,
waar uitwanneer zy openbrakeneen
fcherp, dun vogt liep, terwyl het onder
gelegen vleesch zich zwart en als ver
dorven opdeed; hoedanige pokken SY
DENHAM (v) altoos voor dcodelyk ge-
hou-
(vj öect. IV. Cap. 6. peg. 252,
(nj Vide Til. BARTHOL. Epist. Cc7ttur, 3, Epist. 90.
pap. 3S9.