I30 L. BICKER OVER
Dezen nu zyn, meen ik, de meeste
en voornaamfte oorzaakenwelken,
volgens XXI. 44» de ziekte der na-
tuurlyke Kinderpokjes zoo gevaarlyk
en zoo doodelyk maakenen wie kan
twyffelen, of zy zullen zulks altoos bly-
ven doen, daar veelen derzelven niet te
vermyden, en fornmigen geheel boven
het bereik der Geneeskunde zyn
Ik behoef 'er niet by te voegendat
het gevaar der ziekte grooter is hos
'er, gelyk niet zelden gebeurt, meer van
die oorzaaken te gelyk, in hetlighaam,
beftaangemerkt zy danmet vereen
de krachtenhet leeven aantasten en
haare toevallen niet flegts in getal,
maar ook in hevigheid vergrootenter-
wyl dezen zich vereenigen en wederkee-
rig eikanderen verzwaaren.
0 XXIII.
De kennis dezer oorzaaken baant,
naar het my toefchynt, den gereedilen
weg, om de redenen te vinden, waar
om de Inenting meest altoos zoo weini
ge en zulke goedaartige pekjes voort
brengt, en gevolglyk de ziekte zooveel
minder gevaarlyk maakt; en het zal