14^ I" BICKER OVER Tisr.OT en anderenzoo naauw bepaald, dat men thans maar zeervveinige geval len telt, in welken men hetzelve diens tig oordeelt. Om dit allesheb ik die fioute blootftelling aan de koudein myne Lydersniet als fchoorvoetende gevolgd, en, na op de uitkomsten der- zelve in myne eigen praktyk en in die van anderen gelet te hebbenmeen ik een genoegfaamen grond gevonden te hebben, om te: befluiten, dat zy, in fommige gevallen zoo fchadelyk en gevaarlyk is, als zulks altoos is de ver flikkende broeijende behandeling. Ver- fchqiden Lyders, met veele en famen- vloeijende pokjesheb ik verlooren niettegenllaande ik henvan het begin af, met het openhouden van venfters, opzitten, weinig dekken koud water drinken, koel en in alle opzigten naar de nieuwe geneeswyze behandeld heb- be j gelyk ik ook anderen heb zien ten grave daalen, die men, naar de wyze der ingeëntendagelyks en zelfs onder het hévigile der uitbottingeop flraat gebragtenzonder onderfcheid van weer en windaan de guurfte koude blootgefleld had. Men denke nietdat ik den dood van alle, die.ongelukkigen «b <«-V al

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1780 | | pagina 582