15 6 L. BICKER OVER van de natuurlyke Kinderpokjes zyn; •waarin de blootflelling aan de koude nuttig en noodig is; Weshalven het 'er maar op aan komtdat men weete te onderfcheiden en te bepaalenwan neer dezelve te pas komt, en hoe men 'er zich van bedienen moete't welk ik meene door overweeging en ondervin ding eenigzins geleerd te hebben. Voor de Uitbotting oordeele ik het dienftig, dat men hen allen koel houde, in wel ken men de Kinderpokjesdoor de na tuurlyke befmetting verwagten by- zonder in de ongefteldheden XXlL 2 en 3, e. In het begin der Uitbottingskoorts en zelfs, als 'er reeds eenige pokjes zich opdoen, geloof ik, dat men met nut, door de koudeder pokgisting kan te gengaan en zelfs pokjes te rug dry ven in bloedryke geftellen XXII. 3e. Vooral, wanneer men uit de fier* ke koorts, groote hitte en pynen, vee- Ie, of famenvloeijende pokken te ge- moet ziet. Weinig zwaarigheid zou ik hier in ook maakenin de ongefteldheden 31X11, 3, u, (3, J en 5, of fchoon de Lyders veele en zelfs famenvloeijende

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1780 | | pagina 592