DE K1NDERP0KJES. 157 okken hadden, wanneer zy naamelyk oor de groote hitte der koorts of door te heet en te befloten gehouden te Zyn ylhoofdigheid ftuiptrekkin- gen, of andere hevige toevallen kree- gen. Ook zyn juist van dezen aart de gemeengetnaakte Waarneemingenwaar in eene fchielyke blootftelling aan de Lucht, zulke verwonderlyke voordee- Ien heeft aangebragt. In alle die gevallen nogthansbyzon- der in het laatfte, oordeele ik het noo- dig, te gelyk zorg te draagendat de Lydersdoor eene belette uitwaasfe- ming geen beginfel van koorts krygen ten welken einde ik meene dienstig te zyndat men hen niet te lang, noch te dikwyls in de open lucht brenge, en vooral meer dan gewoonlyk open lyf doe houden; waar door men de ftof, die, door de koude, mogte belet wor den uittewaasfemenontlasten de gevolgen welken uit de ophouding derzelve ontftaan kunnen verhoedt. Doorgaans echter bereik ikin het laat fte geval, het verlangde oogmerkdoor de Lydersin een maatig koel vertrek met een open venfter, van welk de tocht hen niet aandoen kan, den meesten tyd,

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1780 | | pagina 593