lóo L. BICKER OVER meen ik, dat 'er in den aart dezer ziek» te en in de anologie van andere antida ta genoegfaame redenen zyn om te wanhoopen, dat men in die middelen, zoo min als in de fpecijicadoor rha- Zes Murray en anderen aangepre zen, immer een waar tegengift tegen het pokgift vinden zal, zoo 'er één te vinden zy. Met meer grond heeft men uit de praktyk der Inenting befloten, dat men tegenonderen na de uitbotting der natuurlyke Kinderpokjes veilig en met nut buikzuiverende middelen gebruiken kan, om naamelyk de koorts te maati- gende uitbotting te verminderen en fommige by komende verzwaarende oor- zaaken wegteneemen. Dat dit voor de uitbotting genoeg- faam altoos dienftig isen byzonder in de ongeileldheden XXII, 3, a en 0, heefc niemand immer in twyffel getrok ken; maar, in zulks te doen onder de uitbottinghebben eenige beroemde Geneesheeren voorheen zeer veel zwaa- righeid gefteldDan de praktyk der Inenting heeft 'er ons ftouter in ge maakt, en het nut 'er van beter doen kennen. Door de ondervinding echter meen

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1780 | | pagina 596