ïnsekten in de gomlak. 241
16, 17, 18, die ik met den Heer leder-
muller, tot dus verre, zonder verdere
bepaaling, den naam van Infekten heb
gegeeven, behoorden t'huis gebragt te
worden, tot dat foort, welk men fchild-
luizen noemt; van welk het moeder-In-
fekt, als 't ware, geheel in Lyfmoeder
verandertterwyl 'er maar zeer weinig
van de uiterlyke gedaante overblyft.
20,
Hierna een groot huk van deeze
Gom, het welk verfcheiden weken in
moutwyn gelegen had, verbroöken heb
bende haalde ik de daar in bevatte moe-
der-Infektenuit, welken door*t ingetrok
ken vogt aanmerklyk gezwollen en ver
groot waren. Sommigen van deezen,
die zeergroot, langwerpig van gedaante,
aan 't eene einde vry breedt, aan 't an
dere einde fpitstoeloopende waren,
hadden, de eene meer de anderemin
der een bolle oppervlaktenevens ee
ne diepe daar tegen overgehelde holte.
De bolle oppervlakte zal ik voortaan
den Rug en de holte den Buik van het In-
fekt noemen. Vier deezer Infekten
vu, heel, Q. ma#k«