ïnsekten in de gomlak. 249 gewaapcnd oog te ziendrie uitfleek- zels, maar aan het dunfte of ftaart-ein- de flegs eenen dus overeenkomftig met de gene weiken in Fig. 3 en 4. zyn aangeweezen. Ten einde het Genoot- fchap zig ten allen tyde ter overtuiging daar van zoude konnen bedienen, heb ik het noodig geoordeeld, deeze drie onderfcheiden foorten van Infekten, zo als ieder derzelven uit hunne eigen Gom gehaald is, hier, met hunne na men geteekend, by te zenden. 28. Hier vooren heb ik reeds 19, gezegd, dat het my voorkwam, dat deeze In fekten het naast konden betrokken wor den tot dat foort, welk men fchildlui- zen heet, volgens reaumur Pao Gal Infekten. Ik ben te meer genegen zulks te gelooven. Eerst, om dat hun hand en flerfplaats even zoo bepaald is als van gemelde Diertjes. Ten anderen, om dat men derzelver nakroost op de zelve wyze by de moeders geplaatst vind: blyvende van het moeder dier (behalven de afgebeelde Lans, afgeknotte fprieten 0.5 en

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1780 | | pagina 689