254 E' p* SWAGERMAN OVER DE 31. Hoe zeer ik ook gewenscht had eene nadere opheldering te geeven, omtrent den waaren oorfprong deezer Gomeg- ter zyn alle myne poogingen des aan gaande vrugteloos geweest. Alleenlyk is by my in bedenking gekomenof dee- ze Diertjes niet wel eene eigenfchap konden bezitten, van deeze Gom, by wyze van doorzweeting, of door ont lasting, even gelyk de Drekmaden der Lelytorretjes, van of uit derzei ver lig- haamen uit te voeren: dit, fchoon niet onmooglyk valt evenwel niet zeer ge- makiyk te verklaaren. In deeze ge- dagten ben ik eenigermaten verflerkt? door de Waarneeming van den Heer tavernier, die zegtdat in Pegu, een ioort van Gomlak word gevonden, dat tot klompen als een Ton groot, aanéén- gehegt is, doch welke niet geacht is om haare onzuiverheid, dewylze door de Infekten op de aarde nedergelegd en met dezelve vermengd is. In dit geval bon nen de Boomen evenwel geen gelegen heid geeven tot derzelver oorfprong® ten andere oorzaak, welke my tot dee ze gisfing aanleiding heeft gegeeven, is, dat

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1780 | | pagina 694