'256 E. P. SWAGERMAN OVER DE enz.
mer word men twee derzelver in eene
holte gewaar: en hoe zeer het fomwyle
toefchynt, dat 'er twee of drie in eene
holligheid plaats hebben, evenwel zal
men altoos een tusfchenfcheidzel tus-
fchen dezelven ontdekken, voornaam-
lyk in de Siamfche en Kormandelfche,
al het welk ook eenigermaten hunne
fchoolswyze plaatzing als die van ande
re Plantluizen fchynt te ftaaven. Dit
alles evenwel verdient nadere opmer
king. Intusfchen hoope ik, dat deeze
myne mededeeling, den Liefhebberen
der Natuurlyke Hiftorieeenigfints van
myne poogingen, om aan dien Tak be-
hulpzaam te zynzal overtuigen.
UIT-