L en
met deze aanftellinge, kon den voorflag der Staar
ten, om Oranje, wiens vrienden ook niet ftil ge
zeten hadden, tot zynen algemeenen Stedehouder
in de Nederlanden aantenemen, niet gevoegelyk
van de hand wyzen. Wie, denkt Gy, myneHee-
renzal nu het meefte bewind voeren, de Land
voogd, of zyn Stedehouder? Wie bereikten nu
best hun doelwit, die Matthias tot Landvoogd
inriepen, of Oranje en zyne vrienden? Buiten te-
genfpraak, de laatften. Het bleek op dat pas, ge-
lyk zoo dikwerf te voren, en ook naderhand, dat
de naaryver van fommige Grooten geen merkelyk
nadeel aan den Vorst kon toebrengen, die, onder-
fleund door verltandige en getrouwe vrienden,
doorgaans zyn oogmerk langs de gefchiktfte we
gen wist te bereiken. Het was gemaklyk te ver
moeden, dat een Stedehouder, die reeds diep ge
worteld was in 's volks liefde en vertrouwendie
'sLands belangen, door langduurige ondervindin-
ge, grondig verflond, die federt veele jaaren groot
gezag in fommige Landfchappen bezat, en die ver-
hands genoeg hadt om zich deze gunifige gelegen
heid ten nutte te maken; het was, zegge ik, wel
vooruittezien, dat zulk een Stedehouder den nieu
wen Landvoogd, die jong en vreemd was, der
Nederlandfche zaaken geheel onkundig, en wiens
doorzichtfchoon door Lipfius op een' vleyen-
den toon ten breedften uitgemeten niet zeer ver
re reikte, in korten tyd naar zyne hand zou kon-
nen zettende klem der regeringe in handen hou
den, doch zich van 's Hertogen naam, midlerwyl,
meefterlyk bedienen. Om van het laatfte noch iet
te zeggen, en zulks met één bewys, doch 't wel
ke hier meest te pas komtte Havenmen moet