CXVÏII
ten dien opzichte aan de hand gevenzal Ik niei
ophalen. Het gedrag van Don Jan van Ooftenryk,
te voren gemeld, fchynt de naafte aanleidinge ge
geven te hebben tot het fluiten van dit Verbond,
volgens deszelfs aanmerkelyke inleidinge. Men
wachtte zich zorgvuldigst, om niet aanflonds elk
in het oog te doen loopen, dat deze nadere ver
bintenis een' gevoeligen flag aan de Gentfche
Bevrediginge, welke reeds aan 't wankelen was,
zou toebrengen. De Bondgenooten openbaarden
wel, hoe zy dachten over de aanhangelingen en
voornanmfle werktuigen van den Koning in deze
Landen; doch lieten zyne Majefleit ongemoeid:
waar van de reden ait het voorheen gezegde ge-
inaklyk is optemaken. De hulp, welke ds
Nederlanders noch van het Keizerryk verwachte
den de naauwe betrekking van den Algemeenen
Landvoogd op den Keizer, als die een broeder van
Matthias was; het belang van fommige Landfchap-
pen en Steden; de toeleg van Koning Filips, om
den band tusfchen het Ryk en deze Nederlanden
geheellyk te verbrekenen de treffende redenvoe
ring door den grooten Marnix van Aldegonde op
den Ryksdag te Worms in het voorgaande jaar ge
houden, in welke hy, 't gene hier vooral moet
opgemerkt worden, de Nederlanden deedt voor
komen als naauw met Duitschland verknocht, en
eender leden van het Roomfche Ryk zalle
deze dingen waren zoo veele gewigtige redenen,
waarom de Bondgenooten zoo uitdrukkelyk betuig
den, dat zy zich, by het aangaan dezer Uniein
geen geval wilden onttrekken van of' uit het Heilige
Roomi
£g) fipR xiibqek, bf, 27, 31,