cxxiv deze plaatfe en voor zulke Hoorders, breeder fpreke; en hec is buiten myn bellek, dieper te treden in het gefchiedkundige, in zoo verre zulks betrekkinge heeft tot de Landen en Steden, welke zich by de Bondgenooten gevoegd hebben, of tot de gefchillen, die, van tyd tot tyd, over den zin en het oogmerk van eenige punten gerezen zyn, of tot de plechtige raadplegingen, daar over gehouden, byzonderlyk in 'tmidden der voorgaan de en 't begin dezer loopende eeuwe, of tot de gevolgenwelke de Unie van Utrecht gehad heeft, zoo ten aanzien van de nu Vereenigde Gewesten, als ten opzichte van andere Landen en Volken, of eindelyk, 'tgene ik eerst hadbehooren te noemen, tot de plechtige afkondigingedie, den negenëntwintigflen van louwmaand, met zoo veele teekenen van vreugde binnen Utrecht ge- fchiedde. Dan, by één lluk moeren wy noch een weinig tyds llililaan, de onderteekeninge van deze Unieheden over twee eeuwen, gelyk wy reeds gehoord hebben, gefchied. Dit vordert de plechtigheid van dezen dag; dit eischt de dank- baare nagedachtenis, welke wy, met al het Volk van Nederland, aan die overtreffelyke Mannen verfchuldigd zyn; en dit, denke ik, myne Hee- ren i verwacht Gy ook in dit uur. Trouwens, fprak ik te voren van de voornaamfte Onderteekenaars van 't ontwerp der Uniehoe veel te meer past het zulken te vermelden, die de Unie zelve eigen handig onderfchreven hebben. Was 'er iemand beter gefchikt, om dit Verbond allereerst met zyne onderteekeninge te bekrachtigen, dan die door luchtige Graaf Jan van Nasfau, aanwien deVryheid en Godsdienst, ons geheelGemeenebest en Gelder land

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1782 | | pagina 126