4 VERBETERING derduitfche over 't algemeennog wel eenige, ja in fommige opzichten aanmer- kelykeverbeteringen noodig hebben, zul len zy (trekken tot meerdere befchaving van onze natie. Ik fta geredelyk toedat zy, aan welken het onderwys in de Schoo ien wordt toevertrouwd, altoos menfchen zyn en blyvendat is onvolmaakte en zon dige fchepfels, en. dus zoo min als de jeugd, welker onderwys en opvoeding (immers gedeeltelykj) hun wordt aanbe volen bevryd van alle grondbeginfels der zedelyke verdorvenheidy die in dit leven ook zelfs by den besten, niet geheel over wonnen of uitgeroeid worden, en dat men derhalven geene volflrekte volkomenheid van. henof iemand van dezelvete wagtem heeft in hunne zedelyke gefteldheidzoo weinig als eene allezinfche volmaaktheid in derzelver kunstvermogens en bekwaamheden. Doch het is niet te min zeer wenfchelyk de vereischte hoedanigheden in hen, die de jeugd recht zullen onderwyzen, en alle inrichtingen daar toe dienendezoo ver gebragt te zien, als de menfchelyke on volmaaktheid toelaat. En wie, die 'er immer behoorlyk acht op lloeg, werd niet ontwaardatover het algemeende in richting van ons fchoolwezen alomme niet zodanig is, als men in eene eeuw, waar in

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1782 | | pagina 146