DER SCHOOLEN. 31
denkende onder zyne medemenfchen ver*
wagtendewelkewanneer men hem die
nevens eene behoorlyke bezoldingtoe
draagt, hem natuurlyker wyze te fterker
zal aanzetten, cm op eene waardige wy
ze, en uit edelmoedige beginzels, aanzy-
nen pligt te voldoen.
En moet men 't niet voor dwaasheid re
kenen, althans, zal het geen fchadelyke
gevolgen hebben, wanneer men dit be
roep niet in behoorlyke achting houdt,
'twelk, wel waargenomen, KerkenStaat,
zoo veel voordeels aanbrengten eenige
fchynbaare minachting te toonen voorzül-
ken, die de Ouders zoo aanmerkelyk ver-
ligtenin den gewigtigen last der opvoe
ding, waar toe immers de Ouders de naa-
fte betrekking hebben en aan welke
wy het beste van den Staat ik meen de
jeugd en jongelingfchap, en het dierbaar-
He dat wy, of onze medemenfchen, op
de Waereld hebben; onze ingewanden,
onze kinderen, wat derzelver onderwys
en befchaaving betreftgerustelyk toever
trouwen.
Men werpe my niet tegendat by 't
vermeerderen van het aanzienen daar uit
fpruitende voorrechtende hoogmoed en
trots-