86
Het overige van den tyd op dezen na
middag kan befleed worden aan een klein
ge~
VERBETERING
Grammatica achte ik zeer hoodiggeen eene ken ik
'er die voldoet. En zonder zulk eene Grammatica,
door eenige taalkundige lieden opgefteld endoor
openlyk gezag, algemeen ingevoerd, zal men niet ligt
tor kennis van verfcheidene byzonderheden van onze
taal komenmaar ten aanzien van dezelve in een 'aan
houdende onzekerheid blyven moeten.
In een middelmaatig goed School dient men eenig
onderfcheid te leerentusfchen de onderfcbeidene naam-
vallen en geflagteniemand behoort te weeten of hy
by voorbeeld, de of dendes of derof hy hun of
haar fchryven moet.
Maar verfcheidene dingen zyn 'er, zelfs de Ortho-
graphie betreffendewelke een Meefter zyne leerlingen
niet kan leerenen al oelfende hy zich naarftigzelf
nooit met zekerheid kan weetenof menby voor
beeld moet fchryven in fommige gevallenbemint of
bemindgevreesd of gevreest enz. Dat de 3 de per-
foon van het werkwoord hy of zy hemint met een t
moet gefchrcven wordenfpreekt van zelf, ook het
deelwoord met een d, als een adjectivum of toevoeglyk
woord, gebruikt, als namelyk, wanneer ik zegge een
bemindgeliefdgevreesd man; want ik moet in den
tèler de d behouden en zeggen, des beminden mans,
of van den beminden man. Maar zoo klaar is het
niet, of ik moet fchryven hy is bemint of bemind
gevreesd enz. de een zegt met een d want het is en
blyft een participium of adjectivum en zal thans zelfs
fchryven geweesdfchoon men nimmer zegt geweesde:
neen zegt een ander, het moet zyn bemint met een t
want in zulk een zin wordt 1111 liet woord onver ander-
lyk en onbuigbaar 't wordt als 't ware tot een byvoe-
geiyk woord adverbia feit en in dezen zinblyft
bemint in alle perfoonen onveranderlyk. Zoo ook
Itloet men fchryven eeuw- leeuwP of eewleew? wie