Den Saturdag morgen dient men weder om voornamelyk voor de Catechifatie te ftellen. Indien men het over 't algemeen voor DER SCHOOLEN. lenwaarin men geen onderfcheid wist te maaken deze uitfpraak doen gelyk ten aanzien van eenige byzonderheden plaats heeft in de Latynfche taal die genoeg zou zynom een Schryver op eenmaal te bevryden van de ongenadige Critiques van dezul ken die anders mogten oordeelen utrumqae valet of perinde efthet is beide goed. Tot gezaghebbers konden by 't opftellen van zulk een Grammaticaals auclores Clasficiin aanmerkinge komen, eenige voor name Werken van groote Taalkundigen, neem eens de Vaderlandfche Gefchiedenis van den Heer Wage- naar en vooral de keurige beryming der Psalmen waar in men op zekere gronden geoordeeld heeft,dus, en niet anders te moeten fchryven, en deed zich hiel en daar eenige duilterheid of onzekerheid opdat ver- fchil koude men door den Nederduitfchen Cicero ik meen den Heer Hooftof Hollandfchen Tacitus gelyk hem de Raadsheer Van de Zande noemt, zoo daar in zyn werk gelegenheid toe was, laaten bedisfen. Op die wyze zou men eindelyk tot kennisfe van zyn Moedertaal komen verfcheidene byzonderheden op eenen vasten voet brengen, berispingen ontgaan, en door het algemeen invoeren van zulk eene Grammati ca of Letterkonst die niet te groot moet zynby Mee- lters en Schoollereneene groote befchaaving ten de zen opzichte in de JNederduitfche Schooien brengen kunnen. Waarfchynelyk zou het vervaardigen van zulk eene Nederduitfche Grammaticaof Letterkonstvoor de Schooien gelchikthet besten gevoeglykst worden toevertrouwd aan de Maatfchappye der JScderhmdfche Letterkundete Leydenindien een of meer van haare leden zich daartoe geliefden te verledigen of zelfs zou F 5 men,

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1782 | | pagina 231