DER SCHOOLEN. 191
overtuigd van veeier braafheid en gods-
die'nftige gevoelens en men is te veel
verfchuldigd aan fomraiger kunde en ge
leerdheid, dan dat ik hun niet eene ware
hoogachting in myn hart zou toedraagen*
en erkennen de groote verpligting, welke
de Natie waarlyk heeft aan den aanhou
denden en vermoeienden arbeid van braa-
ve Rectoren en Praeceptoren
Dit echter kan men niet ontkennendat
fommige Heeren Literatores ('t zy dan
met of zonder grond't welk ik nu niet
zal onderzoeken) by anderen die wat
ernflig denken op het ft uk van Regtzin-
nigheid in eenige verdenking zyn ge
raakt, of zy wel zeer ingenomen zyn met
de leer en Conflitutie van de Hervormds
Kerk waartoe mogelyk het gedrag van
dezen of ge ene 11 Literator wel eens eeni
ge aanleiding kan gegeven hebben ,'t welk
men niet dan met de grootfte onredelyk-
heid en 't fchreeuwendst onregt op de re
kening van allen of de meelden ftellen kan.
Of de Re&orcn en Praeceptorendie niet
tevens Predikanten, of Proponenten zyn,
in fommige fteden en provinciën, de for
mulieren van eenigheid onzer kerke onder
teekenen, weet ik niet, dit weetik, dat
het