214 VERBETERING Wyders moet 'er vooral ook niets ge ëxpliceerd worden dat in Haat is de zeden te bedervenof te verwoeftenen daar om zulke dichters en dichtftukkenhoe goed ook anderzins in de taalhier zorg vuldig vermyd worden. Men begint in fommige Schooien wat vroeg en behoudens beter oordeel wat al te vroeg met de Bucolica en Geor- gica van Firgiliusalzoo tot begrip van fommige plaatzen in dezelvenog al eeni- ge kennis van de Fabelkunde behoort. Het fraaije van het Rustifche of Boerfche wordt dikwyls ook niet wel gevat, 't geen men moet doen opmerken; Firgilius wilze zelf met zulk een oog geleezen hebben, laa iende Damoetas zingen: Pollio amet noflramquamvis ft rufica muf am. Maar 't geen ik meest heb tegen het ex pliceren van de Bucolica in de Schooien is het Obfcoene, het ontugtige, dat 'er in voorkomt, en dat de Praeceptorenzonder het maaken van eene keuze uit de onder- fcheidene eclogce maar laaten voort expli ceren daar zy immers gemakkelyk om een of andere reden, zonder dat de jonge --{V C O lui-

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1782 | | pagina 356