320 VERBETERING men eene natie tot de weetenfchappen zeden en Godsdienst befchaaven kunne, moet ik my nog eenige oogenblikken be zig houden, met de overweeging van den waaren aart der befchaafdheid, volgends de drie opgegeevene dukken. De waare befchaafdheid zeiden wy bedaat in kennis van weetenfchappenze den en Godsdienst: welke kennis ech ter niet maar befchouwendeof befpiege- lende zyn moetmaar ook beoeffenende. Dat zeden en Godsdienst van het onderfcheid deezer woorden ftraks na der op elk lid eener natie betrekking hebben zal geen weldenkend gemoed betwisteneenige twyffeling zal misfchien by den een' of anderen ryzen omtrend de weetenfchappen, of men, naamelyk, de zelve tot de befchaafdheid eener natie wel brengen kunne daar het doch zeker is dat men zich geene Maatfchappy van en kel geleerde menfchen kan voordellen, dan in de verbeelding: de verfchillende noodwendigheden immers, welke tot de welvaart eener Maatfchappy gevorderd worden, laaten niet toe dat elk lid zich tot het onderzoek van weetenfchappen be geeft: hoe zal doch een fchaamele huis waard

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1782 | | pagina 468