fcheid deezer woorden noch het zelve wysgeerig trachten te verdedigenhet is ons genoeg dat andere eenig onder- fcheid opgegeeven hebben en dat men aan dit onderfcheid eene verklaaring gee- ven kan wy verdaan dan door zeden, de kennis en beoeffening dier plichten welke eene menfchelyke Maatfchappy vor dert, zo van elk lid jegens zichzelvenals jegens zyne medeledenen door den Gods dienst meer in het byzonder, de kennis en betrachting der plichten, meer onmid- delyk jegens God.. En zo kan men dan de weetenfchappen aanmerken als de bouwiloffe eener aan God onderworpene Maatfchappyvan welke derzelver leden naar hunne verfcheidene betrekkingenzich bedienen moeten, om een redelyk gebouw te flichtenhetwelk beantwoordt aan de onderfcheidene verplichtingen, welke op hun liggen: met andere woorden dan, be- ftaat de befchaafdheid eener Maatfchappy of natie, hier in, dat elk lid naar zyne redelyke vermogens en volgends den kringin welken hy geplaatst isalle die weetenfchappen opdoet en ten gebruike aanlegt, welke noodig zyn om aan zyne verplchting jegens God, zichzelven, en gynen evenmensch te voldoen. Zo VERBETERING

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1782 | | pagina 472