te leggende kundighe menfchen ja
Wysgeeren moest verkiezen £17); de
volgende kundighedenten minheworden
vereischtof alles zal vruchteloos zyn.
Is men gewoonin de eerhe plaatsby
eenen Meeher te zien na de bekwaamheid
in de Schryfkunst, men geeve deeze kun
digheid eenen laagerer rang; veelmeer gee
ve men acht, ofdeOnderwyzerzyne eigene
taal verhaathoe fchandelyk toch is hetdat
men in die taalin welke men is gebooren
en ondenvyzen zal, onbedreven is: niet
minder wordt gevorderd eene kennis, zoal
niet van alle gefchiedenisfenten minften
van de Vaderlandfcneop dat men in zyn
eigen Vaderland geen vreemdeling zyzeer
nuttig, en ook gewoon is de Rekenkunst,
waar by ik hierom niet haan blyveals
ook niet by het nut der Franfche taallaat
ik my tot gewigtigere hukken bepaalen
de Onderwyzers onzer jeugd moeten
menfchen zyndie vernuft (ingeniumge
nie hebben; hiervan hangt alles af;
heb-
VERBET ÉRING
(17) Iterim confulatur Roll. T. i. p. 29.
Wanneer ik hier alleen van vernuft fpreeke
moet men niet denken, dat ik oordeel en geheugen
als minder nuttig befchoiuve zonder deeze zal het
vernuft geen' weezenlyken dienst doen.