352 VERBETERING.
bedoele ik niet, (met welke kundigheid
men zomtyds de geheele waereld te ge
leerd isdat men een of ander bewys
voor de onftoflykheidof onfterflykheid
der ziele weet by te brengen: ik vordere
aan den anderen kant ook niet, dat men
alle twistvraagen welke onder de Wys-
geeren bedreden wordenzo als over den
zetel der ziel enz. weet te bellisfen
maar ik eilche zulke kennis der zieldoor
welke men zich onderfcheidene denkbeel
den weet te maaken van de vermogens
der zielvan hunne werkingen op elkan
der van hunne gewrochten en kracht
op het lichaamvan de verfchillende tem
peramenten. En niet alleen moeten zy
zulke befchouwende, kennis van de Ziel
kunde hebbenmaar zy moeten die ken
nis met alle de vermogens hunner ziel
bearbeid hebbende ook weeten te ge
bruiken dat iszy moeten bedreven zyn
in de Menschkunde, welke op de Ziel
kunde gegrond is om met die kennis
menfchen verfchillende menfchen te
behandelen.
Bezit een Onderwyzer deeze voldrekt
noodzaakelyke kundighedendan kan men
van hem ook verwachten dat hy zulk
een mensch zal zyn, als Quinctilia-
nus