364 VERBETERING
geheel en al te verleggendoch indien me?ï
hier mede begintwerkt men voor het
meest op het geheugen daar van daan
is 't, dat van de honderd kinderen welligt
niet één begrypt, wat het aanleere; wat
kan dan zulk een onderwys baaten Men
beginne dan om te leezen, en de zeden en
Godsdienst te onderwyzen en inteprenten,
met gelykenisfen en gefchiedenisfen na
het leezen van dezelve verhaale men die
nog eens aan allen; men maake toepas-
fingen hiervan naar de vatbaarheid der kin
deren men trekke hier uit zedelesfen,
vooral zulke, welke toepasfelyk zyn op
hun gedragof die gebrekenwelke men
in hen beipeurt, of welke veelal in kin
deren gevonden worden: by voorbeeld,
om hen opmerkzaam te maaken zegge
men vooraf, komt kindertjesik zal wat
fchoons verhaalenof, laaten wy over het
geleezenenog wat praatenmen vertel-
le dan de gefchiedenis vanElias, met nutti
ge en vatbaare leeringen tusfchen beide,
zo als; Hy bad, dar het niet zou rege
nen en het regende nietwederom bad
liy dat het zoude regenenen het re
gende: zo kindertjes! zo moeten wy ook
doen wy moeten bidden dan verkry-
gen wy alles gyl. wilt immers ook wel
bidden, gy wel, Jantje, Pietje! God
moet