XLIX j
Hiflorien en Staatsbejlier eenig licht bijgezet
hebben.
4. Noch vordert men eene aanwijzingewaar men
nader bericht, betreffende de opgegeven Schrij
vers, kan vinden.
Het Genootfchap in aannierkirge genomen heb
bende, dat, hoe zeer het Staats-Recht van hetNe-
derlandfche Gemeenebest [lus Publicum Belgicum~\
ftukswijze door zeer veele en voornaame Schrij
vers verklaard is, echter tot nu toe ontbreekt eene
volledige en welgefchikte handleiding tot recht ver-
Hand van die voortreffelijkfte en allernuttigde We-
tenfchap in 't gemeenen waar door de Vader-
landfche jeugd zou kunnen opgeleid worden, om
zich een geregeld denkbeeld daar van te maken;
beloofde in het voorgaande Programma, en nu op
nieuwden gevvoonen gouden eerpenning aan den
genen, die, voor den eerden van louwmaand i/di,
aan dit Genootfchap zal hebben toegezonden „hec
volledigfte en beknoptde famenjlel van het Staats
recht der zeven Fereenigde Nederlandenmetaan-
wijzinge der bronnenwaar uit men nadere en uit
voerigere kundigheden belangende de bijzondere
punten van dit Recht kan halen." De Schrijvers
moeten zich in hun voordel niet alleenlijk bepalen
bij het Staatsrecht, 't gene de zeven Vereenigde
Gewesten onderling gemeen hebben, en uit de me-
dedeelinge van fommige rechten der Opperheer-
fchappije voortvloeit, doch men vordert ook van
bun eene beknopte en naanwkeurige befchrijvinge
van hec Staatsrecht van iedere Provincie afzonder
lijk, als mede, dat zij bij elk artikel, zoo veel mo
gelijk opgeven de voornaamfte Schrijvers, die