VERBETERING
wel raé derzelver onderfcheidene begrip»
pen bemerken.
Of hy wel dat byzonder vermogen
heeftom zich in de genegenheid der
kinderen in te wikkelen Hier toe be
hoort hy zich altoos effenbaar te houden,
geen wreed gelaat te vertoonen noch
ook altyd de kinderen te berispen of te
bedillen.
Of hy het Caracter wel heeft, om zyn
Meelterlyk gezag te bewaaren? Waar toe
vriendelyke gemeenzaamheid in den dage-
lykfchen ommegang met deftigheid gepaard
moet gaan.
Of hy de konst bezit, de kinderen voor
al te gewennen tot gehoorzaamheid en 't
geen men wel bedagt bedreigd heeft,uit te
voeren het eens geweigerde niet toe te
Haanen de billyke opgelegde flraffen ter
uitvoer te brengenzonder zich door
fchreienpruilen of grimmende houdingen
daar van te laaten verzetten
Hoe meer van de opgenoemde verëisch-
ten in een' Schoolmeeller plaats hebben,
hoe minder verbeteringen 'er zullen noo-
dig zyn en zoo is het ook omgekeerd,
AU er geen wyze, enz.
IV,