DER SCHOOLEN. 407 lydelyk is, zo ftaan de Kinderen bloot voor alle gewaarwordingen, die zich aan hunne zinnen opdoenwaar uit aandoe ning en begeerten voortkomen, die het vuur hunner driften gaande maken. De Indrukken die deze voorwerpen in de eer- ffce jeugd op de zinnen geeven beflaau de plaats der reden. Zy leeren door nei gingen en aandoeningen eer nog hun verltand en gedachten werkzaam worden. Het vermogen van denken (jof de vertegenswoordiging van voorige gewaar- wordinge), gelyk ook het geheugen of be wustheid van vorige zaaken of denkbeel den ontdekt zich mede al fpoedig in de jeugd. Doch om dat de aandoeninge en gewaarwordinge hunner zintuigen vlug ger, met minder aandagt en kortfton- diger zyn dan by bejaardenzoo zyn hun denkbeelden meer eenvoudig en minder zaamen gefield. Ja hunne begeerten zyn ook meer tot voorwerpen die tegens- woordig dan afweezig zyn. Maar des niettegenftaande ziet men in hun dat fommige voorwerpen of denkbeelden hun behaaglyk, en weêr andere onaangenaam voorkomen. De driftvermogens of harts tochten zyn in de vroege jeugd mede fterk, om dat als dan het redens-licht te gering is om ze te beftuuren. Daarom Cc 4 is I

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1782 | | pagina 547