442 VERB ETER ING
dige voorftellendie men aan hen doet
ontwikkelt het oordeel; doch op deze jon
ge balans moet men in het eerst geen an
dere voorwerpen weegen dan waar in men
den evenaar zichtbaar ziet doorllaan.
Maar vooral is noodig, dat men een ze
kere orde en regel houdwaar na de denk
beelden der Jeugd geleid moeten worden.
Te groote fprongen zyn nadeelig. De
Natuur zelfs vermydt dieals fchadelyk.
Heb ik hier voor een fchets gegevenhoe-
daanig de jeugd een denkbeeld en ontzag
voor het Opperwezen kan ingeboezemd
wordendan is hun vervolgens in de gant-
fche Natuur niets noodiger dan zig zelve
te leeren kennen. Want, zonder zelfs-
kennis kan de mensch geen goed denk
beeld vormen van deugd of pligt.
Doch ik verft a door deze zelfskennis niet
die uitgebreide Weetenfchap waar van
een groot deel van het ftolfelyke tot de
Ontleedkunde, en het Geestelyke tot de
Boven-natuurkunde behoort. Neendit is
voor andere tydvakkcn en voor de Hoo-
ge Schooien. Maar ik verftaa hier door
een oppervlakkige zelfskennis daar de
zintuigen der Jeugd vatbaar voor zyn
By voorbeeldmen kan haar toonenaan