s. xv.
44 6 VERBETERING
ach! de dood heeft veele in de Lente*
zommigen in den Zomer, en weer andere
in den Herfst van hun leven doen fneuve-
len: naauwelyks het tiende deel heeft met
hem dit laafte tydvak bereikt. Nu ziet
hy van naby de akelige valleye des doods;
Het graf opent zynen mondzyne krag-
ten bezwyken de wagters zynes huizes
bevenzyne maallters Haan Jftille en de
twee deuren naar de flraate worden gefloo»
tende zilveren koorde ontketenden de
gulden fchale, met de kruike aan defpring-
ader en het rad aan den bornput aan Huk
ken geftooten. De dood laat de gor-
dyn aan deze zyde van het graf vallen
fluit het ftoffelyk deel in den kerker der
Natuur, en opent voor den geest"het gor-
dyn der eeuwigheid. De onfterfelykheid
der ziel, in de fchoole der reden geleerd,
en door de gewyde bladeren in het helder-
ile daglicht gefteld, befchaamen hier den
Deïsten ftellen deze hunnen vyanden
befpot ten toon. Zie daar maar even
gefchetst een der fchoonfle Tafereelen uit
de zelfskennis ontleed dat verder door
een konllige hand opgefchilderdallernut-
tigfte lesfen voor de Jeugd kan opleveren.