t LV» tyd overlaaten, meene ik die r.ietkwalyk te zullen vervullen, wanneer ik de Gefchiedenis van ons Va derland in een kort bellek weer opvattewaar ik die liet in de Voorleezing, die ik ten jaare 1772 deed, korte dagen voor men in deze Stad op den éden April de ontheffing derzelve van het Spaan- fche juk vieren zoude. Het verzoek van de toen aanweezende Leden, waar op dat voorgeleezene in het derde deel on zer Verhandelingen geplaatst is. was my een be- wys van derzelver infchiklykheiden ik hope dat UEd. my die ook thans niet weigeren zullen. Des- tyds begon ik met den aflland van Keizer Karei en bracht het tot op de vrymaaking van Vlislin- geneen iluk,federt plechtig behandeld, en keu rig uitgewerkt aan het algemeen medegedeeld door de Heeren Bralté en Te Waterwaar by dus niets is te voegen. Korte dagen daarna kwam in deze Stad DonPa- cieco, die een Neef van Due d'Alva was; maar de Vlisfingers namen hem gevangen, en hy werd aan een galg opgehangen. Hier op volgde, dat de Stad Vere alle de Noord-en verlcheiden Zuid - Hollandfche Steden den Spanjaarden afvielenen aan de zyde van den Prins van Oranje overgingen, en dat die Prins noch in den zomer van dat zelve jaar, in de eerlle Ver gadering van de Staatendie toen te Dordrecht byeen kwamen, tot Stadhouder des Konings van Spanjen, en om zich tegen de Tyranny van Due d'Alva te verzetten, verkoren werd, terwyl hem ook geld werd toegedaan, om een tweede Leger, 't geen hy reeds geworven hadte onderhouden. Doch ook dit Leger moest hy wederom afdanken, 5 fchoon

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1782 | | pagina 59