AANHANGSEL.
vindelyk dit werk wat van naby kent,
wordt men ras overtuigddatwanneer
men alles doet wat mogelyk isom de
arme kinderen te befchaven, er altoos
onder den ganfchen hoopeen genoeg
zaam getal overfchiet, aan welke alles
vrugteloos gefchiedt, 't zy wegens on
vermogen domheid lusteloosheid
traagheid geringe natuurvermogens
't zy wegens onwilligheid ftugheid
flegten inborst enz. En dit getal der
kvvalyk flagenden zal genoegzaam zyn,
om eene toereikende heffe des volks
over te houdenen in een veel gefchik-
ter evenredigheid Haan tot het gecivi-
lifeerde deel der Natie, dan anders
plaats heeft of hebben zou wanneer
men de befchaving der armen verwaar
loosde of flegts tot een zeer geringen
trap cultiveerde, 't Is waar, 't kan ge
beuren en 't gebeurt in der daaddat
de Arm-fcholen uitmunten boven die
der andere BurgersMaar wat dan te
doen? Moet men, in zulk een geval,
de Arm-fcholen vernederenop dat het
gebrek der andere Burger -fcholen niet
zou ontdekt, niet in "t ooglopend zou
bemerkt worden Maar dit ware den
verkeerden weg tot befchaving ingefla-
gen. Neen Laten de Arm-fcholen en
Gg s der