LXII Öeduurende deezen tyd, was de Prins van Oran je, 't zy uit zich zelf, gelyk wel waarfchynlyk is, of daar toe door de Koningin van Engeland aangeraaden, bedacht geweest, om de onuerfcheï- dene Landfchappen in een nader verbond van ver- eeniging met elkander te brengen; doch zyne ge zonde Staatkunde belette hem daar voor openlyk uit te koomen; waarom hy dat werk flegtsbedek- telyk en onder de hand bevorderdedoor zulke perfooncndie hy daar toe de gefchiktlle oordeel de in welken hy eenvolkoomen vertrouwen Hel* de en in de keuze van welken hy altyd zoo voorzichtig was, dat hy zich zelden by de uit komst te leur gelïeld vond Onder dezen bedien de hy zich inzonderheid van zynen broeder, Graa- ve Jan van Nasfau, die door de Staaten van Gel derland tot hunnen Stadhouder verkooren was, en daar het werk der Unie en der Kerkhervorming: niet weinig bevorderde. Verfcheidene byeenkom- ften werden tot dit groote Stuk in verfcheiden plaatfen gehouden, verfcheidene ontwerpen wer den daar van gemaakt, naauwkeurig overzien en eindelyk werd dit groot werk gelukkig tot Hand gebracht binnen Utrecht, daar bet op den 23 January des Jaars 1579 eerst onderteekend werd, door de afgevaardigden uit Gelderland, Holland, Zeeland Utrecht en de Ommelanden en den 29 derzelve Maand met groote plechtigheid binnen die Stad afgekondigd. De Staatkunde liet den Prins van Oranje Willem den I, als zynde Stad houder van den Aarts Hertog Matthiasniet toe, zich by de onderhandelingen te Utrecht te laten vinden, of dit Verbond als toen te onderteeke nen; hy nam die Unie echter naderhand openlyk en

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1782 | | pagina 64