L X X VI eene gevaarlyke mededingfter wilde geevcn en ee- ne foortgelyke Maatfchappy te Ooftende oprech ten; ook geraakte de Staat in Oorlog met den Kei zer van Algiers, doch de Vrede met hem werd herfteld (1726) en de gefchillen over de Oosten- defcheCompagnie werden, door de tusfchenkomst van den eerden Staats-Minider inVrankryk, den Kardinaal de Fleury, bemiddeld op het Congres te Soisfons 1728^), en by het verdrag, 't geen te Seville (1729) geflooten werd. Doch de vernietiging der Oostendefche Compagnie werd maar eerst volkoornen bevestigd, na dat de Staa- ten getreeden waren in het Verbond geflooten te Weenen 1731en daar by mede op zich ge- noomen hadden, de Verwaarborging der Erfop volging, die Keizer Karei de VI. in Zyne Staa- ten had vastgefteld en waar van de gevolgen hun federt zoo duur te ftaan kwamen, wyl zy, zich aan de oude goede trouw houdende, wilden be vestigen 't geen zy tot hunne fchade gezwooren hadden. Die gevolgen begonnen zich te open- baaren na den dood van genoemden Keizer, die ,te Weenen overleed den 20 October 1740. Ver- fcheiden Vorften maakten ftraks aanfpraak op zy ne Nalatenfchap die volgens zyne befchikking komen moest op zyne oudfte Dochter, Maria Therefia de thans noch leevende Keizerin Ko- ninginne Weduwe, en die Vorftin werd zoo aan getast en genoodzaakt van Stad tot Stad te wy- kendat zy zwanger van haaren Zoon den thans regeerenden Keizernaauwlyks wist of haar noch eenige zoude overblyven, waar zy ge rust haar Kraambedde zoude konnen uithouden. De

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1782 | | pagina 78