8 E. P. SWAGERMAN OVER DE met de Helmftyltjes, tot aan het ge noemde vliezig deeleenigfms hol ftaande. In eene nog ongeopende Bloem hebben zydaar ter piaatfe we- derzyds, eene langwerpige roodachti ge kooker (in het midden niet met el kander vereenigd) waar in het Stuif meel 'Pollenligt opgeflooten, welke kookers, door het binnenfte bekleed- fel der Helmpjes gevormd zyn. Maar, wanneer de Bloem open is, dan maakt het binnenfte bekieedfel, zig ter we- derzyds van den rand der Helmpjes los, en krult om naar het midden bin nen deel, in diervoegen, dat 'er, tus- fchen de beide omgekrulde dekfels, een kleine afftand overblyft: aan den onderkant nogthanszynze verbon den aan eenen vliezigen en met ha-dr achtige vezelen bezetten zoom die rondom het begin van het Helmftyltje gehegt zit (e). Door het plat neder- vallen nu, der meergemelde vliezige uiteinden, aan den top der Helmpjes geplaatst, word het Stuifmeel verhin derd weg te vallen; en de invallen de Regen kan het insgelyks niet ver nietigen. Het gebruik der Helmpjes is (e; EE.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1782 | | pagina 142