XII
uitgegevene Verhandelingen vinden,ftrektten
betooge, dat wy in dezen niet vruchteloos
werkzaam zyn. 't Geen reeds het licht ziet
is waarlyk veel, naar den korten tyd, die
federt de oprichting van dit Genootfchap ver-
ïoopen is; doch het zoude meerder hebben
konnen zynindien niet een aantal onzer Le
den Mannen van naam en veraienftenvan
welken men by derzelver aanneeming te
recht wat groots verwachtte en zich wat goeds
beloofde tot nu toe het Genootfchap Hechts
met die hope gevoed hadde. Mochten zy
zich eenmaal opgewekt en aangefpoord vin
den om ons de vervulling dier hope te
doen deelachtig wordenHoe groot is in«
tusfchen onze verplichting aan zulke Leden,
die, met eenen dubbelen yver, het te kort
koomen van hunne medeleden vervullen, eo
ons daar door gelegenheid geeven om, by
de uitgave van elk deel hunne naam en met
dankbaaren lof te vermelden. Mochten zy
het genoegen hebben anderen door hun prys-
waardig voorbeeld te trekken, en hun klein
getal te zien aangroeijen Dan zoo groot on
ze verplichting aan de zoodaanigen is, zoo
veel te gevoeliger treft het ons, wanneer wy
uit hun midden, op het onverwachtst, en
voor altoos, ons beroofd vinden vanzulken,
van wien wy, naar bunnen lust, en den ge-
woonen loop des rrenfchelyken levens, noch
zoo veel te wachten, en met grond te ho
pen hadden. In zulk eene treurige omftan-
digheid vinden wy ons thans, Myne Hee-
ren l Het is met eene gevoelige aandoening,
dat