PLANT AP O CY NUM. Ip tiende als een witte zoom, maaken ook als 'tware de oogranden uit, en vormen door hunnen afftand van on deren de holte welke wy den Bek noemen, al het we'ik by de omkeering van den Kop zig zeer duidelyk ver toont. Aan 't uiterfte einde nu van den Zak, genoegzaam tegen het begin van den Zuiger, zitten die twee, fomtyds ook wel meer gehaairde Baardjes reeds met C, C. aangeweezen om trent welkers waar gebruik, ik gaarne myne onkunde wil belyden. Wanneer de Zak verdroogd is, dan fchynt het in fommigen, als of hy uit twee byzon- dere Buizen is faamgefteld, naardien de Wanden tegen de binnen gelegen Buis als dan zyn aangedroogd: maar wan neer het Vliegje niet lang is dood ge weest, vertoont het zig zoodanig, ge- lyk in de Teekening te zien is, alles zeer onderfcheiden, Ter plaatfe nu, daar de zoo ge* naamde Zak eindigt, daar begint de door my genoemde Zuiger. De zelf- ftandigheid van denzelven is vaster als die des Zaks, minder doorfchynend met korte haairtjes overal bezet, en uiterlyk van een glanzig hoornachtig B 3 aan-

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1782 | | pagina 153