ONT WRIGTEN SCHOUDER, 47
dus dezelve gemaklyker te maken;
maar dewyl ik 'er tot nog toe geen
_genoegzaam doorzigtin heb, zal ik
liever zwygendan onzekere mid-
delen voortellellenen wagten tot
ik nader ontdekt, en zekerer in
myn werk zal zyn".
En volgens de ontleeding van een
door konst Ontwrigten Schouder, na
den dood, door den Hoogleeraar Bonn
in 1779 op het Thealrum Anatomicum
(en waar van ik in myne 11 nader
fpreken zal) gedaan, bleek, dat het
Ontwrigte hoofd des opperarmbeens
het tendineufe zoo wel als ook het vlee-
zige gedeelte van de musculi fuprafpina-
ius en infrafpinatusover de cavïtas gle-
noïdea hadden mede gefleeptzynde die
fpieren dus zeer uitgerektwaar door
de gemelde holligheid overdekt was.
W"anneer nu de Arm wordt uitgerekt,
moeten deze tendinss mede naar vooreu
wyken, het geen niet gemaklyk zal
konnen gebeuren, wanneer dezelve
met een llropof lits beklemd gehou
den worden.