48 E. HUSSEM OVER DEN 8. Hoe zeer ik my by deezen ook voor genomen hadde, om niet te treden in eene ontleedkundige befchouwing van den Ontwrigten Schouder zelfs, of over de waare kenteekenen van die ontwrig- ting, of de plaatfing van het hoofd des opperarmbeens, als het ontleed is, opte- geevenmaar my alleenlyk te bepaalen tot de befchryving, en het aanwyzen der werking van myn konsttuigzoo moet ik echter een kleenen uitflap doen, om een klaarder denkbeeld, omtrent de herftelling te geevenen aantetoo- nen, waar het hoofd des opperarm beens zich inde meeste Ontwrigtingen bevindt, en of de herftelling in der daad doenlyk zy. 9' Het hoofd van het opperarmbeen ontleedt byna altoosnaar beneden en verder naar vooren. Ik Ipreek hier van eene eenvoudige Ontwrigting, die niet verzeld is van een breuk van de procesjus acromiumof andere omftan- digheden. De agterwaardfche ontwrig-

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1782 | | pagina 184