348 G. GREEVE OVER DE DEUGD den; wat een waar nut zou dit niet aan ongelukkigendaar meede behebt zynde, bezorgen? iets toe te voegen, dat uit zyn aart deeze ziekte nietpynly- ker maakt, niet verergert; dat niet kost baar en niet moeilyk is om het zelfs gereed te maaken; dat op een wonder- baare wyze den ondraaglyken flank, waar door zoo een lyder van een ieder als gefchuwd wordt, byna geheel beteugelt, en de lyders in hun onge luk deeze fmertelyke omflandigheid niet doet ondervinden, dat zy van hunne vrienden en maagen verlaaten worden, en alle openbaare bywoo- ning moeten afitaan, en dat die gee- nendie verplicht zyn dagelyks met hen om te gaan en hen te behande len, nimmer door den onaangenaamen flank voor hen afkeerig maakt; Is waarlyk, naar het my voorkomt, in dit geval al een groot voordeel! Het is immers een meer als gewenscht bekende zaakhoe een verfchrikkely- ken flank de verrotte kankervochten uitleeveren, De vermoogendftenhoe ^eer deeze hunne verfchooning kun- hen erlangenj hebben het wel minder, maar

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1782 | | pagina 386