DE SALAMANDERS ENZ. 3IC dagte Heer door veele Proeven be wee zen (i). Ik heb hier byzonder het Oogop de regte onderfcheiding der Salaman- deren van de Haagdisfenen dergely- ke Dieren, die volgens fommigen. zeer blykbaar is. De vermaarde klein zegt (k)"dat de Salamanders van de Haagdisfen verfchillen door de kort- heid van den Kop de dikte of breedte van het Lyf en de Staart, korte ronde Vingereneen korte dikke Tong, een vetten Huid. Ook hebben zy een leelyke gedaante en zyn in lang zo vlug niet als de Haag- disfen". Deeze Kentekenen kunnen met malkander iets beftemmen, doch zy voldoen geenszins op zig zelve: want men vindt Salamanders die den Kop niet dikker dan het Lyf hebben; men vindt Haagdisfen die den Kop im mer zo kort en ftomp hebben als de genen, die men algemeen erkent voor Salamanders. Ik heb verfcheide Haag disfen van dien aart; doch deeze zul len de Haagdis-Salamanders zyn, daar V 4 klein (i) Mem. de 1727. utf. CL) Quadrup. Düpof. p. 110.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1782 | | pagina 449