'34° m. houttuyn over eenige uit de Metaalzanden fchift, gedeegen Yzer moeten zyn. Aangaande het tin meende men onlangstot meer zekerheid te zyn gekomen. In 't Jaar 1765 was in de Ëngelfche Provincie van Cornwall, in 't midden van een Veld van Tin-Erts, naby het Vlek St. Austlevyf voeten onder de Oppervlakte van een Moeras- fige Hey, eene Klomp of Koek gevon den omtrent zes Ponden zwaar. Dee- ze Klomp breekende bevondt men dezelve te beftaan uit twee Rokken of Omkorftingenen in 't midden een Kernof middelzelfftandigheid van Kwarts, doormengd met het zuiverfte fmeedbaare Tin. Naderhand werdt in een Stroomwerk, by Granpont, een andere Klomp gevondentusfchen elf en twaalf Ponden zwaardaar het ge deegen Tintusfchen de buitenfte Kor- ften niet by Korreltjes of Blaadjes geiyk in de voorgaandemaar geheel masjiefy en op fommige plaatfen meer dan een Duim dik, zig vertoonde. De Korst, daar om heen zittende, fcheen een Kwartsachtig Gefteente te zyn. De Erts, op de gewoone manier fyn geklopt of vergruisd3 en met Water ge-.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1782 | | pagina 480